Copyright H.E. Schoonekamp. Zonder mijn toestemming mogen mijn verhalen niet gekopieerd en/of gepubliceerd worden. Linken mag uiteraard wel.

vrijdag 2 oktober 2015

Politieblog. De kus van Lennart


Als ik klaar ben met forensisch onderzoek bij verschillende zaken rijd ik naar het politiebureau in Zutphen om het schriftelijk werk af te handelen. In de hal van het politiebureau spreekt de wijkagent René mij aan: “Ja, jou moet ik net hebben!” 
Ik kijk hem vragend aan. “Loop even mee, koffie?” vraagt René. Nou wordt het echt eng…. De wijkagent die me vraagt mee te lopen en me ook nog koffie aanbied. Wijfelend sjok ik achter hem aan.


Als we zitten vertelt hij dat hij is benaderd door Wendy, een vrouw die hij kent door zijn werk als wijkagent. Haar jongste zoontje van twee jaar is een paar maanden geleden overleden. Op het raam in de woonkamer staan zijn vingerafdrukken. En Wendy heeft René gevraagd hoe ze die vingerafdrukjes van het raam kan halen zodat ze bewaard blijven. ¨Ik kan haar wel wat tips geven, maar volgens mij moet dit goed gebeuren en moet jij er gewoon even langs gaan om die vingerafdrukjes eraf te halen, dat is jouw werk, jij bent daar goed in.” zegt hij. Dit had ik niet verwacht. Ik zeg meteen ja. René maakt daarop een afspraak met Wendy voor de volgende ochtend en ik bel naar de afdeling met de mededeling dat ik de volgende morgen een paar uur niet te bereiken ben. Dat kan natuurlijk niet, maar als ik uitleg waarom is het goed.

De volgende ochtend rijd ik samen met René naar Wendy. Ik ben een beetje nerveus. Is het wel mogelijk om die afdrukken na maanden nog van het raam te halen? Wat als ik iets niet goed doe en ik dit vreselijk verpruts? Bij een misdrijf ben ik daar nooit bang voor. Maar dit is anders….

Als we bij de woning zijn komt Wendy naar buiten en begroet ons hartelijk. Ze gaat ons voor haar huis in en vraagt of we wat willen drinken. Ik kijk haar aan en ik mag haar gelijk. Als hier geen kindje overleden was, maar er was bij ze ingebroken, dan was het een hele gezellige inbraak geworden. Ze komt terug met koffie uit de keuken en zet een schaal met appelflappen neer. Ze vertelt over Lennart, haar jongste zoon. De dag na zijn tweede verjaardag lag hij totaal onverwacht dood in zijn bedje, een doodsoorzaak is nog niet bekend. Bij de zithoek staat een kast. De kast van Lennart. Ik kijk ernaar, terwijl Wendy vertelt over hem. Foto’s van een lachende Lennart. Een stralende peuter met een enorme lach, hele mooie krullen en zijn beer in zijn armen. Beer zit nu in de kast met andere knuffels en speelgoed.

Als ik verder kijk heb ik ineens de koude rillingen over mijn rug. Ik zie een kleine urn in de kast. Een kleine urn met de as van die stralende peuter.
Wat dit gezin de afgelopen maanden heeft meegemaakt is onvoorstelbaar.

Wendy trekt het gordijn weg en meteen zie ik de vele afdrukken op het raam. Voor het raam staat een lage radiator. Lennart gebruikte deze blijkbaar om op te staan en mensen welkom te heten of gedag te zeggen. De andere twee kinderen zijn een stuk ouder en zouden hun afdrukken veel hoger op het raam hebben achtergelaten. Wendy zegt dat het gordijn bijna niet meer open is geweest. Ze vindt het heel mooi om de vette vingers van haar jongste te zien, maar het is ook zo confronterend. Ze wil de gordijnen weer open doen, de ramen wassen, het licht binnenlaten en vooral de afdrukjes van Lennart bewaard hebben. Ik leg haar uit wat ik kan doen met mijn poeders. Dat als ik met een poederkwast over het raam ga de afdrukken heel goed zichtbaar zullen worden. Dat het er daarna niet meer zo uitziet zoals nu en dat ze zeker de ramen moet gaan wassen daarna. Want ik ga het nog veel viezer maken met mijn poeders. Wendy vindt het goed. Ze zegt dat Lennart helemaal niet op de radiator mocht staan. Ik glimlach en zeg dat het toch best fijn is dat hij af en toe niet luisterde. Wendy lacht. Ze gaat op de bank zitten en praat met René.  

Ik pak mijn lamp en ga op mijn knieën op peuterhoogte voor het raam zitten. Ik schijn met de lamp en zie heel veel afdrukken van hele vette peutervingers. Ik ben opgelucht. Dit gaat zeker lukken. Vingerafdrukken vinden van volwassenen na drie maanden is geen gemakkelijke opgave. Van deze peuter gelukkig wel. Ik kijk rustig op het raam waar de mooiste afdrukken zijn, er zitten namelijk veel vegen tussen. Logisch, geen enkele peuter staat stil. Plotseling blijven mijn ogen bij iets hangen op het raam. Ik kijk ernaar of ik het goed zie. Maar ik weet het heel zeker. Lennart heeft niet alleen zijn handjes afgeveegd aan het raam. Aan iemand die buiten stond heeft hij een kusje gegeven. Een kusje op het raam. Ik zie heel duidelijk de afdruk van zijn lipjes met daarboven een neusje. Ik krijg het erg warm, ben ontroerd. Ik kijk weer opzij en zie dat Wendy naar me kijkt. “Kun je er wat mee?” vraagt ze. Ik wenk haar en vraag haar te komen kijken. Ze loopt naar me toe en ik laat eerst de vingerafdrukjes zien en de vele vegen op het raam. Dan ga ik opzij met de lamp en laat haar de afdruk van het kusje zien. Ze ziet niet goed wat het is. Het is ook niet heel duidelijk met de lamp en ik kijk natuurlijk met een geoefend forensisch oog. Als ik haar uitleg wat ik zie, zie ik haar gezicht veranderen. Intens verdriet en blijdschap in één uitdrukking. Niet uit te leggen. Ze kijkt me aan en vraagt me bijna smekend of ik dat eraf kan halen. 

Een cadeautje van Lennart. Een kus. Zo ineens onverwacht. 

Ik vertel haar dat ik de kus heel goed van de ruit kan halen, evenals de vingerafdrukjes. Ik loop de woning uit en open de achterklep van de dienstauto. De post mortem koffer is het eerste wat ik zie. Niet nodig nu. Dit is een post mortem onderzoek wat me nooit is geleerd. Ik pak mijn sporenkoffer en ook dat voelt even raar. In deze koffer zit alles om sporen van boeven te zoeken. Nu gebruik ik het om de sporen van een klein dood boefje te vereeuwigen. Ik haal diep adem. Dit raakt me. Dit is geen werk, dit komt veel dichterbij dan werk. Dat is goed, ik ben ook maar gewoon Henrieke. Gelukkig is het ook geen werk. Dit is gewoon iemand helpen. En ik heb heel toevallig de kennis en de middelen om Wendy te helpen. Dat is alleen maar heel mooi.

Ik ga weer naar binnen, open mijn koffer en doe wat ik altijd doe. Ik bekijk de afdrukken en de ondergrond. Ik kies het hiervoor geschikte poeder, open het potje, doe een beetje poeder aan mijn kwast en ik breng het poeder aan op het raam. Ongelooflijk hoe vet die peutervingertjes zijn, zelfs na maanden worden de afdrukken meteen goed zichtbaar. Bij de kus poeder ik voorzichtig door. Net zolang tot het raam op peuterhoogte helemaal zilverkleurig is van het poeder. Links van de kus op het raam zie ik een andere afdruk, deze kan ik niet goed thuisbrengen. Wendy ziet dat ik erop schijn met de lamp. Ze kijkt en zegt: “Dribbel”. Ik kijk haar vragend aan. ¨Dribbel is de hond, zo stonden ze vaak samen naast elkaar tegen het raam.” zegt Wendy. 

Met folies neem ik de afdrukken af. Gewoon zoals ik dat altijd doe met vingerafdrukken die ik vind bij misdrijven. Als ik klaar ben en alle mooie afdrukken van het raam heb gehaald blijft het gordijn open, de zilveren vegen goed zichtbaar. Ik ga op de bank zitten en krijg nog een beker koffie van Wendy. We praten wat en Wendy vertelt over de fotograaf die de folies zal gaan fotograferen. Hij heeft ook de uitvaart van Lennart gefotografeerd. Wendy pakt een boekje. Ik zie foto’s van een dood jongetje met mooie krullen. Wendy laat het boekje zien en vertelt hoe het ging; de dood van Lennart, de dagen erna en de uitvaart. Alles met foto’s erbij. Het raakt me diep.

Dan wordt het tijd om te gaan. Wendy loopt mee naar de deur. Ik wil een hand geven maar Wendy pakt me stevig beet en geeft me drie kussen. “Bedankt, dat je dit voor me hebt willen doen, bedankt.” Ik stamel iets als “graag gedaan”. Wat ik op dat moment wel denk maar niet uitgesproken krijg is: “Bedankt dat je me in je leven en huis liet en Lennart bedankt dat ik je ouders en broers jouw kus mocht geven”. Ik krijg het gewoon even niet uitgesproken.
René en ik rijden weg. Stil zitten we naast elkaar.

Een paar maanden later. Ik kom thuis na het werk. Ik zie een envelop op de deurmat en open deze met mijn jas nog aan. Ik herken het handschrift niet en ben nieuwsgierig wie mij wat stuurt. Het is een kaart. Ik herken de foto op de voorzijde meteen en even stokt mijn adem. De kus van Lennart. Met daarnaast een prachtig gedicht. En op de achterzijde een persoonlijke tekst. Wat mooi om dit te krijgen. En wat mooi dat ik die kus heb mogen vinden en heb mogen geven aan mama, papa en broers. 
De tranen rollen over mijn wangen. 


Deze blog is geplaatst met toestemming van de familie van Lennart. 


donderdag 1 oktober 2015

Politieblog. Rotgevoel



Een aantal jaren geleden werd me gevraagd of ik als forensisch onderzoeker een sporenonderzoek wilde instellen in een vernielingszaak. Bij een woning is een oldtimer vernield met een scherp voorwerp. Agenten die ter plaatse zijn geweest hebben bloed gezien bij de auto. De dader heeft zich blijkbaar verwond. Aan mij de eer om het bloed te bemonsteren zodat we met DNA onderzoek de dader kunnen vinden.

Als ik ter plaatse kom bij de woning zie ik dat de bewoonster, een vriendelijke vrouw in de leeftijd van mijn ouders, erg van slag is. Ze begrijpt niet waarom dit is gebeurd. Is er iemand die zo’n hekel aan haar heeft? Of aan haar kinderen? De vrouw is erg overstuur en vertelt me dat haar man een paar maanden daarvoor is overleden. Het leven zonder hem valt haar heel zwaar. En nu dit. Wie heeft het op haar gemunt? Ze heeft geen problemen, kan met iedereen overweg en helpt iedereen. Wie heeft er toch zo’n hekel aan haar dat diegene haar dit aandoet? Ze voelt zich erg onveilig en is heel bang voor de veiligheid van haar uitwonende kinderen. Ik heb geen antwoorden voor haar. Ik kan alleen maar het bloed bemonsteren en zoeken naar andere dadersporen. 
Als ik daarmee klaar ben drink ik koffie met de vrouw. Ik heb echt met haar te doen, wil haar eigenlijk zo niet alleen achterlaten. En ik vind de vrouw gewoon heel aardig. Gelukkig komt één van de kinderen. Ik leg nogmaals uit wat ik heb kunnen doen en ga dan weg. 
Met een rotgevoel. 

Op het bureau bel ik de wijkagent en leg hem de situatie uit. Hij was al op de hoogte en belooft me naar de vrouw te gaan. Twee dagen later hoor ik dat er in dezelfde straat op meerdere adressen vernielingen aan auto's zijn gepleegd. Mensen zijn er later achtergekomen omdat ze op vakantie waren. Belachelijk, maar het maakt me blij. Blij, omdat de actie dus niet tegen de vrouw gericht was, maar er blijkbaar gewoon een idioot op pad is geweest. Ik bel de wijkagent weer en hij gaat meteen naar de vrouw om dit voor haar goede nieuws te vertellen. 

Dankzij het DNA wordt de dader opgespoord. 
De jaren erna rijd ik nog wel eens langs de woning en moet dan onwillekeurig altijd aan de vrouw denken. 

Deze week. Er is me gevraagd sporenonderzoek te doen bij een woning die verbouwd wordt en waar goederen zijn weggenomen. Ik krijg het adres. Straatnamen onthoud ik nooit, maar als er ik aan kom herken ik meteen de woning van de vrouw. Al is er een flinke verbouwing aan de gang. Zou de vrouw de woning verkocht hebben? 

Ik word te woord gestaan door de bewoonster, een vrouw van mijn leeftijd. Ze vertelt me dat ze de ouderlijke woning aan het verbouwen is. De ouderlijke woning… Dan durf ik ook te zeggen dat ik er eerder ben geweest. Voor de vernielingen. En dan vertelt ze me dat haar moeder er nooit mee om heeft kunnen gaan. De dood van haar man en daaropvolgend het onveiligheidsgevoel na de vernieling van de haar geliefde oldtimer. Ook al is haar door de wijkagent meerdere malen uitgelegd dat de vernielingen zijn gepleegd door een gestoorde idioot en dat het niks persoonlijks was. Het was de druppel. De vrouw heeft suïcide gepleegd, enkele maanden na de vernielingen. Ik bijt mijn onderlip kapot. Tijdens het sporenonderzoek praten we. Over haar moeder. 

Als ik klaar ben met het sporenonderzoek neem ik afscheid. Ik kijk nog een keer om naar de woning en rijd weg. 
Wederom met een rotgevoel. 





Politieblog. Boeven vangen.

Blog: Boeven vangen.
Gepubliceerd op www.politie.nl


‘Heeft u een beetje geslapen vannacht?’ vraag ik aan de bewoner. Ik sta in de hal van een woning waar gisteravond ingebroken is. Aan mij is gevraagd om in en om de woning sporenonderzoek te doen. De inbraak is laat in de avond ontdekt, het sporenonderzoek doen we dan de volgende ochtend.

De man zegt dat hij wel goed geslapen heeft, maar zijn drie kinderen niet. Vanuit de hal zie ik de deur van de woonkamer opengaan. Een jongetje van een jaar of zes kijkt me met grote ogen vragend aan. ‘Kom jij de boef vangen die onze Playstation heeft gestolen?’ Ik loop naar het jongetje toe, zeg mijn naam en vraag hoe hij heet. Als hij zijn naam genoemd heeft zeg ik dat ik ga proberen de boef te vangen en ik vraag of hij mij wil helpen. Het jongetje wil mij heel graag helpen en hij roept ook zijn twee broertjes erbij. De ouders vragen of de jongens niet in de weg lopen. Maar ik laat de kinderen graag alles zien, als ik ze daarmee kan afleiden.

Ik geef de drie jongetjes handschoenen en een lamp. Als echte boevenvangers lopen ze met me mee. Wanneer ik het opengebroken raam onderzoek vragen de kinderen honderduit en ik leg steeds uit wat ik aan het doen ben. Wat we met de indrukken van het breekijzer in het kozijn kunnen doen. Hoe ik met behulp van een kwast en poeder het verschil zie tussen vingerafdrukken en handschoensporen. En ook hoe ik deze sporen meeneem naar het politiebureau.

Het middelste jongetje vertelt mij dat hij echt bang is voor de boef, hij durft niet meer alleen te slapen. Ik vertel hem dat boeven die inbreken en de Playstation meenemen bang voor hém zijn en alleen komen als er niemand thuis is. ‘Zeker nu jullie weten hoe je boeven moet vangen!’zeg ik.
Buiten in het zand staan schoensporen van de dader. Ik maak hier foto’s van en laat de kinderen daarna ook een foto maken. Als ik klaar ben met het onderzoek, maak ik met het vingerafdrukkenpoeder en een folie een handafdruk van de kinderen. Om te bewaren en om op school te laten zien. De jongetjes vergelijken meteen hun vingerafdrukken met elkaar.
Ik pak mijn koffer in en praat nog even met de ouders. De agenten die de melding hadden gekregen en als eerste bij de woning waren, hebben Slachtofferhulp al ingeschakeld. Heel fijn dat zij nog contact op gaan nemen. Drie kinderen die van angst niet slapen, dat is niet goed. Ik bedank de jongens voor hun hulp en zeg de ouders gedag.

Ineens hoor ik de middelste zeggen: ‘Ik hoop dat er snel weer ingebroken wordt! Dan kom je weer terug en mogen we weer helpen boeven vangen!’ Ik moet lachen en zeg dat ik dat niet hoop. De ouders zijn het oprecht met mij eens. Ik denk dat deze jongens voortaan weer prima slapen…

Over de blogger:

Henrieke Schoonekamp (34 jaar) werkt sinds 2001 bij de politie. In 2007 begon ze bij het Team Forensische Opsporing in de Eenheid Oost Nederland.

Henrieke: ‘Als forensisch medewerker krijg ik te maken met allerlei delicten, van inbraak tot moord en doodslag. Goed sporenonderzoek draagt er aan bij dat een misdrijf wordt opgelost en de juiste dader gestraft wordt. Ik besloot mijn ervaringen op te schrijven, omdat ik vaak in heel veel bijzondere, heftige, leuke en ontroerende situaties terecht kom. En om mensen een inkijkje bij Forensische Opsporing te geven.’

Naast haar werk bij de politie werkt Henrieke af en toe een paar weken als vrijwilliger bij een kindertehuis in het buitenland.