Copyright H.E. Schoonekamp. Zonder mijn toestemming mogen mijn verhalen niet gekopieerd en/of gepubliceerd worden. Linken mag uiteraard wel.

vrijdag 2 oktober 2015

Politieblog. De kus van Lennart


Als ik klaar ben met forensisch onderzoek bij verschillende zaken rijd ik naar het politiebureau in Zutphen om het schriftelijk werk af te handelen. In de hal van het politiebureau spreekt de wijkagent René mij aan: “Ja, jou moet ik net hebben!” 
Ik kijk hem vragend aan. “Loop even mee, koffie?” vraagt René. Nou wordt het echt eng…. De wijkagent die me vraagt mee te lopen en me ook nog koffie aanbied. Wijfelend sjok ik achter hem aan.


Als we zitten vertelt hij dat hij is benaderd door Wendy, een vrouw die hij kent door zijn werk als wijkagent. Haar jongste zoontje van twee jaar is een paar maanden geleden overleden. Op het raam in de woonkamer staan zijn vingerafdrukken. En Wendy heeft René gevraagd hoe ze die vingerafdrukjes van het raam kan halen zodat ze bewaard blijven. ¨Ik kan haar wel wat tips geven, maar volgens mij moet dit goed gebeuren en moet jij er gewoon even langs gaan om die vingerafdrukjes eraf te halen, dat is jouw werk, jij bent daar goed in.” zegt hij. Dit had ik niet verwacht. Ik zeg meteen ja. René maakt daarop een afspraak met Wendy voor de volgende ochtend en ik bel naar de afdeling met de mededeling dat ik de volgende morgen een paar uur niet te bereiken ben. Dat kan natuurlijk niet, maar als ik uitleg waarom is het goed.

De volgende ochtend rijd ik samen met René naar Wendy. Ik ben een beetje nerveus. Is het wel mogelijk om die afdrukken na maanden nog van het raam te halen? Wat als ik iets niet goed doe en ik dit vreselijk verpruts? Bij een misdrijf ben ik daar nooit bang voor. Maar dit is anders….

Als we bij de woning zijn komt Wendy naar buiten en begroet ons hartelijk. Ze gaat ons voor haar huis in en vraagt of we wat willen drinken. Ik kijk haar aan en ik mag haar gelijk. Als hier geen kindje overleden was, maar er was bij ze ingebroken, dan was het een hele gezellige inbraak geworden. Ze komt terug met koffie uit de keuken en zet een schaal met appelflappen neer. Ze vertelt over Lennart, haar jongste zoon. De dag na zijn tweede verjaardag lag hij totaal onverwacht dood in zijn bedje, een doodsoorzaak is nog niet bekend. Bij de zithoek staat een kast. De kast van Lennart. Ik kijk ernaar, terwijl Wendy vertelt over hem. Foto’s van een lachende Lennart. Een stralende peuter met een enorme lach, hele mooie krullen en zijn beer in zijn armen. Beer zit nu in de kast met andere knuffels en speelgoed.

Als ik verder kijk heb ik ineens de koude rillingen over mijn rug. Ik zie een kleine urn in de kast. Een kleine urn met de as van die stralende peuter.
Wat dit gezin de afgelopen maanden heeft meegemaakt is onvoorstelbaar.

Wendy trekt het gordijn weg en meteen zie ik de vele afdrukken op het raam. Voor het raam staat een lage radiator. Lennart gebruikte deze blijkbaar om op te staan en mensen welkom te heten of gedag te zeggen. De andere twee kinderen zijn een stuk ouder en zouden hun afdrukken veel hoger op het raam hebben achtergelaten. Wendy zegt dat het gordijn bijna niet meer open is geweest. Ze vindt het heel mooi om de vette vingers van haar jongste te zien, maar het is ook zo confronterend. Ze wil de gordijnen weer open doen, de ramen wassen, het licht binnenlaten en vooral de afdrukjes van Lennart bewaard hebben. Ik leg haar uit wat ik kan doen met mijn poeders. Dat als ik met een poederkwast over het raam ga de afdrukken heel goed zichtbaar zullen worden. Dat het er daarna niet meer zo uitziet zoals nu en dat ze zeker de ramen moet gaan wassen daarna. Want ik ga het nog veel viezer maken met mijn poeders. Wendy vindt het goed. Ze zegt dat Lennart helemaal niet op de radiator mocht staan. Ik glimlach en zeg dat het toch best fijn is dat hij af en toe niet luisterde. Wendy lacht. Ze gaat op de bank zitten en praat met René.  

Ik pak mijn lamp en ga op mijn knieën op peuterhoogte voor het raam zitten. Ik schijn met de lamp en zie heel veel afdrukken van hele vette peutervingers. Ik ben opgelucht. Dit gaat zeker lukken. Vingerafdrukken vinden van volwassenen na drie maanden is geen gemakkelijke opgave. Van deze peuter gelukkig wel. Ik kijk rustig op het raam waar de mooiste afdrukken zijn, er zitten namelijk veel vegen tussen. Logisch, geen enkele peuter staat stil. Plotseling blijven mijn ogen bij iets hangen op het raam. Ik kijk ernaar of ik het goed zie. Maar ik weet het heel zeker. Lennart heeft niet alleen zijn handjes afgeveegd aan het raam. Aan iemand die buiten stond heeft hij een kusje gegeven. Een kusje op het raam. Ik zie heel duidelijk de afdruk van zijn lipjes met daarboven een neusje. Ik krijg het erg warm, ben ontroerd. Ik kijk weer opzij en zie dat Wendy naar me kijkt. “Kun je er wat mee?” vraagt ze. Ik wenk haar en vraag haar te komen kijken. Ze loopt naar me toe en ik laat eerst de vingerafdrukjes zien en de vele vegen op het raam. Dan ga ik opzij met de lamp en laat haar de afdruk van het kusje zien. Ze ziet niet goed wat het is. Het is ook niet heel duidelijk met de lamp en ik kijk natuurlijk met een geoefend forensisch oog. Als ik haar uitleg wat ik zie, zie ik haar gezicht veranderen. Intens verdriet en blijdschap in één uitdrukking. Niet uit te leggen. Ze kijkt me aan en vraagt me bijna smekend of ik dat eraf kan halen. 

Een cadeautje van Lennart. Een kus. Zo ineens onverwacht. 

Ik vertel haar dat ik de kus heel goed van de ruit kan halen, evenals de vingerafdrukjes. Ik loop de woning uit en open de achterklep van de dienstauto. De post mortem koffer is het eerste wat ik zie. Niet nodig nu. Dit is een post mortem onderzoek wat me nooit is geleerd. Ik pak mijn sporenkoffer en ook dat voelt even raar. In deze koffer zit alles om sporen van boeven te zoeken. Nu gebruik ik het om de sporen van een klein dood boefje te vereeuwigen. Ik haal diep adem. Dit raakt me. Dit is geen werk, dit komt veel dichterbij dan werk. Dat is goed, ik ben ook maar gewoon Henrieke. Gelukkig is het ook geen werk. Dit is gewoon iemand helpen. En ik heb heel toevallig de kennis en de middelen om Wendy te helpen. Dat is alleen maar heel mooi.

Ik ga weer naar binnen, open mijn koffer en doe wat ik altijd doe. Ik bekijk de afdrukken en de ondergrond. Ik kies het hiervoor geschikte poeder, open het potje, doe een beetje poeder aan mijn kwast en ik breng het poeder aan op het raam. Ongelooflijk hoe vet die peutervingertjes zijn, zelfs na maanden worden de afdrukken meteen goed zichtbaar. Bij de kus poeder ik voorzichtig door. Net zolang tot het raam op peuterhoogte helemaal zilverkleurig is van het poeder. Links van de kus op het raam zie ik een andere afdruk, deze kan ik niet goed thuisbrengen. Wendy ziet dat ik erop schijn met de lamp. Ze kijkt en zegt: “Dribbel”. Ik kijk haar vragend aan. ¨Dribbel is de hond, zo stonden ze vaak samen naast elkaar tegen het raam.” zegt Wendy. 

Met folies neem ik de afdrukken af. Gewoon zoals ik dat altijd doe met vingerafdrukken die ik vind bij misdrijven. Als ik klaar ben en alle mooie afdrukken van het raam heb gehaald blijft het gordijn open, de zilveren vegen goed zichtbaar. Ik ga op de bank zitten en krijg nog een beker koffie van Wendy. We praten wat en Wendy vertelt over de fotograaf die de folies zal gaan fotograferen. Hij heeft ook de uitvaart van Lennart gefotografeerd. Wendy pakt een boekje. Ik zie foto’s van een dood jongetje met mooie krullen. Wendy laat het boekje zien en vertelt hoe het ging; de dood van Lennart, de dagen erna en de uitvaart. Alles met foto’s erbij. Het raakt me diep.

Dan wordt het tijd om te gaan. Wendy loopt mee naar de deur. Ik wil een hand geven maar Wendy pakt me stevig beet en geeft me drie kussen. “Bedankt, dat je dit voor me hebt willen doen, bedankt.” Ik stamel iets als “graag gedaan”. Wat ik op dat moment wel denk maar niet uitgesproken krijg is: “Bedankt dat je me in je leven en huis liet en Lennart bedankt dat ik je ouders en broers jouw kus mocht geven”. Ik krijg het gewoon even niet uitgesproken.
René en ik rijden weg. Stil zitten we naast elkaar.

Een paar maanden later. Ik kom thuis na het werk. Ik zie een envelop op de deurmat en open deze met mijn jas nog aan. Ik herken het handschrift niet en ben nieuwsgierig wie mij wat stuurt. Het is een kaart. Ik herken de foto op de voorzijde meteen en even stokt mijn adem. De kus van Lennart. Met daarnaast een prachtig gedicht. En op de achterzijde een persoonlijke tekst. Wat mooi om dit te krijgen. En wat mooi dat ik die kus heb mogen vinden en heb mogen geven aan mama, papa en broers. 
De tranen rollen over mijn wangen. 


Deze blog is geplaatst met toestemming van de familie van Lennart. 


donderdag 1 oktober 2015

Politieblog. Rotgevoel



Een aantal jaren geleden werd me gevraagd of ik als forensisch onderzoeker een sporenonderzoek wilde instellen in een vernielingszaak. Bij een woning is een oldtimer vernield met een scherp voorwerp. Agenten die ter plaatse zijn geweest hebben bloed gezien bij de auto. De dader heeft zich blijkbaar verwond. Aan mij de eer om het bloed te bemonsteren zodat we met DNA onderzoek de dader kunnen vinden.

Als ik ter plaatse kom bij de woning zie ik dat de bewoonster, een vriendelijke vrouw in de leeftijd van mijn ouders, erg van slag is. Ze begrijpt niet waarom dit is gebeurd. Is er iemand die zo’n hekel aan haar heeft? Of aan haar kinderen? De vrouw is erg overstuur en vertelt me dat haar man een paar maanden daarvoor is overleden. Het leven zonder hem valt haar heel zwaar. En nu dit. Wie heeft het op haar gemunt? Ze heeft geen problemen, kan met iedereen overweg en helpt iedereen. Wie heeft er toch zo’n hekel aan haar dat diegene haar dit aandoet? Ze voelt zich erg onveilig en is heel bang voor de veiligheid van haar uitwonende kinderen. Ik heb geen antwoorden voor haar. Ik kan alleen maar het bloed bemonsteren en zoeken naar andere dadersporen. 
Als ik daarmee klaar ben drink ik koffie met de vrouw. Ik heb echt met haar te doen, wil haar eigenlijk zo niet alleen achterlaten. En ik vind de vrouw gewoon heel aardig. Gelukkig komt één van de kinderen. Ik leg nogmaals uit wat ik heb kunnen doen en ga dan weg. 
Met een rotgevoel. 

Op het bureau bel ik de wijkagent en leg hem de situatie uit. Hij was al op de hoogte en belooft me naar de vrouw te gaan. Twee dagen later hoor ik dat er in dezelfde straat op meerdere adressen vernielingen aan auto's zijn gepleegd. Mensen zijn er later achtergekomen omdat ze op vakantie waren. Belachelijk, maar het maakt me blij. Blij, omdat de actie dus niet tegen de vrouw gericht was, maar er blijkbaar gewoon een idioot op pad is geweest. Ik bel de wijkagent weer en hij gaat meteen naar de vrouw om dit voor haar goede nieuws te vertellen. 

Dankzij het DNA wordt de dader opgespoord. 
De jaren erna rijd ik nog wel eens langs de woning en moet dan onwillekeurig altijd aan de vrouw denken. 

Deze week. Er is me gevraagd sporenonderzoek te doen bij een woning die verbouwd wordt en waar goederen zijn weggenomen. Ik krijg het adres. Straatnamen onthoud ik nooit, maar als er ik aan kom herken ik meteen de woning van de vrouw. Al is er een flinke verbouwing aan de gang. Zou de vrouw de woning verkocht hebben? 

Ik word te woord gestaan door de bewoonster, een vrouw van mijn leeftijd. Ze vertelt me dat ze de ouderlijke woning aan het verbouwen is. De ouderlijke woning… Dan durf ik ook te zeggen dat ik er eerder ben geweest. Voor de vernielingen. En dan vertelt ze me dat haar moeder er nooit mee om heeft kunnen gaan. De dood van haar man en daaropvolgend het onveiligheidsgevoel na de vernieling van de haar geliefde oldtimer. Ook al is haar door de wijkagent meerdere malen uitgelegd dat de vernielingen zijn gepleegd door een gestoorde idioot en dat het niks persoonlijks was. Het was de druppel. De vrouw heeft suïcide gepleegd, enkele maanden na de vernielingen. Ik bijt mijn onderlip kapot. Tijdens het sporenonderzoek praten we. Over haar moeder. 

Als ik klaar ben met het sporenonderzoek neem ik afscheid. Ik kijk nog een keer om naar de woning en rijd weg. 
Wederom met een rotgevoel. 





Politieblog. Boeven vangen.

Blog: Boeven vangen.
Gepubliceerd op www.politie.nl


‘Heeft u een beetje geslapen vannacht?’ vraag ik aan de bewoner. Ik sta in de hal van een woning waar gisteravond ingebroken is. Aan mij is gevraagd om in en om de woning sporenonderzoek te doen. De inbraak is laat in de avond ontdekt, het sporenonderzoek doen we dan de volgende ochtend.

De man zegt dat hij wel goed geslapen heeft, maar zijn drie kinderen niet. Vanuit de hal zie ik de deur van de woonkamer opengaan. Een jongetje van een jaar of zes kijkt me met grote ogen vragend aan. ‘Kom jij de boef vangen die onze Playstation heeft gestolen?’ Ik loop naar het jongetje toe, zeg mijn naam en vraag hoe hij heet. Als hij zijn naam genoemd heeft zeg ik dat ik ga proberen de boef te vangen en ik vraag of hij mij wil helpen. Het jongetje wil mij heel graag helpen en hij roept ook zijn twee broertjes erbij. De ouders vragen of de jongens niet in de weg lopen. Maar ik laat de kinderen graag alles zien, als ik ze daarmee kan afleiden.

Ik geef de drie jongetjes handschoenen en een lamp. Als echte boevenvangers lopen ze met me mee. Wanneer ik het opengebroken raam onderzoek vragen de kinderen honderduit en ik leg steeds uit wat ik aan het doen ben. Wat we met de indrukken van het breekijzer in het kozijn kunnen doen. Hoe ik met behulp van een kwast en poeder het verschil zie tussen vingerafdrukken en handschoensporen. En ook hoe ik deze sporen meeneem naar het politiebureau.

Het middelste jongetje vertelt mij dat hij echt bang is voor de boef, hij durft niet meer alleen te slapen. Ik vertel hem dat boeven die inbreken en de Playstation meenemen bang voor hém zijn en alleen komen als er niemand thuis is. ‘Zeker nu jullie weten hoe je boeven moet vangen!’zeg ik.
Buiten in het zand staan schoensporen van de dader. Ik maak hier foto’s van en laat de kinderen daarna ook een foto maken. Als ik klaar ben met het onderzoek, maak ik met het vingerafdrukkenpoeder en een folie een handafdruk van de kinderen. Om te bewaren en om op school te laten zien. De jongetjes vergelijken meteen hun vingerafdrukken met elkaar.
Ik pak mijn koffer in en praat nog even met de ouders. De agenten die de melding hadden gekregen en als eerste bij de woning waren, hebben Slachtofferhulp al ingeschakeld. Heel fijn dat zij nog contact op gaan nemen. Drie kinderen die van angst niet slapen, dat is niet goed. Ik bedank de jongens voor hun hulp en zeg de ouders gedag.

Ineens hoor ik de middelste zeggen: ‘Ik hoop dat er snel weer ingebroken wordt! Dan kom je weer terug en mogen we weer helpen boeven vangen!’ Ik moet lachen en zeg dat ik dat niet hoop. De ouders zijn het oprecht met mij eens. Ik denk dat deze jongens voortaan weer prima slapen…

Over de blogger:

Henrieke Schoonekamp (34 jaar) werkt sinds 2001 bij de politie. In 2007 begon ze bij het Team Forensische Opsporing in de Eenheid Oost Nederland.

Henrieke: ‘Als forensisch medewerker krijg ik te maken met allerlei delicten, van inbraak tot moord en doodslag. Goed sporenonderzoek draagt er aan bij dat een misdrijf wordt opgelost en de juiste dader gestraft wordt. Ik besloot mijn ervaringen op te schrijven, omdat ik vaak in heel veel bijzondere, heftige, leuke en ontroerende situaties terecht kom. En om mensen een inkijkje bij Forensische Opsporing te geven.’

Naast haar werk bij de politie werkt Henrieke af en toe een paar weken als vrijwilliger bij een kindertehuis in het buitenland.


zaterdag 19 september 2015

Politieblog. Oververhit.

“112 politie, uit welke plaats belt u?” 
“JAAA hallo, jullie moeten NU wat aan die blaffende k*thond van de buren doen, anders trap ik daar zelf de deur in en maak ik dat beest kapot!!”
Ik draai het volume van mijn headset wat lager, de man schreeuwt immers hard genoeg. 
“Ik begrijp dat u last heeft van de blaffende hond van de buren. In welke plaats bent u meneer?”
“Je moet niet zo zeuren, je moet gewoon zorgen dat dat beest z’n kop houdt!”
“Meneer, dat wil ik wel, maar dan moet ik toch echt weten op welk adres die hond zit.”
“Jullie doen ook nooit wat! Laat maar!” -tuuttuuttuut-
De man heeft de verbinding verbroken. Ik leun zuchtend achterover in m’n stoel op de bloedhete meldkamer van de politie. Binnen is het bloedheet, maar buiten ook. En dat is te merken aan de meldingen deze avonddienst. 

Weer telefoon, ik neem op: “112 politie, uit welke plaats belt u?” 
Dit keer een boze vrouw aan de telefoon die klaagt over stankoverlast van de barbecue in de tuin van de buren. En er wordt nog alcohol gedronken ook. Ik kijk op de klok. Het is 19:00 uur. Ik leun weer achterover, ondertussen de druppels van de nauwelijks werkende airco uit het plafond ontwijkend en zeg de vrouw dat de buren gewoon de barbecue mogen aansteken en dat ze daar geen 112 voor mag bellen. Naar 112 mag alleen gebeld worden in levensbedreigende situaties en nu wordt deze lijn onnodig bezet gehouden voor mensen die echt de politie nodig hebben. Ook deze vrouw is niet blij met mij en zegt dat ze de barbecue zelf wel uit gaat maken, waarop ook zij de verbinding verbreekt. Ik denk dat ze boos is omdat ze niet bij de buren is uitgenodigd.

Ik zeg tegen mijn collega dat ik de Explosieven Opruimingsdienst ga bellen. Verbaasd vraagt hij waarom, ondertussen zoekend in de meldingen of hij iets gemist heeft. Ik zeg hem dat we in een gebied werken waar op deze bloedhete avond heel veel mensen met een kort lontje wonen en dat ik bang ben dat die allemaal gaan exploderen. Daar komt de EOD niet voor krijg ik te horen. En de brandweer mag ik ook niet inschakelen om alle boze oververhitte inwoners van ons gebied te koelen.

Deze warme dagen zorgen voor heel veel meldingen van kleine vechtpartijtjes, geluidsoverlast, geschreeuw over en weer en burenconflicten. Niemand die nog wat van een ander kan hebben. En iedereen dreigt het zelf wel op te lossen. Maar aangezien daar geen meldingen van komen, heeft men het zelfs daarvoor te warm.

Telefoon. Ik neem weer op: “112 politie, uit welke plaats belt u?” 
“Zja, haalloo, de autooo van de buren sjtaat voor mijn deur en ik vin die auto niet mooi”
“Heeft u gedronken meneer?”
“Zjaaaa seker, een paar biertjes tegen de hitte mevrrrouw”
“Meneer, u belt 112. Dat is alleen voor echt levensbedreigende situaties. Ik snap dat u die auto niet mooi vindt, maar daar komt de politie niet voor. Neemt u nog maar lekker een koud biertje en ga dan lekker slapen.”
“Zjaaa, dat isj wel un goed ideeee van u mevrrrouw, dat ga ik doen, dank u wel, u heeft echt goeieee ideeën, u bent echt heel sjlim en liefff.”
“Graag gedaan meneer, fijne avond.”
Ik verbreek de verbinding. Eindelijk een tevreden klant. Mag ik al naar huis?

dinsdag 15 september 2015

Brief aan Máxima. Prinsjesdag 2015

Zutphen, 15 september 2015

Beste koningin Máxima, 

Eigenlijk waren we gestopt met brieven schrijven, maar ik kan het vandaag toch niet laten om u weer eens te schrijven. Bovendien heb ik mijn telefoon in duizend stukken laten vallen en kunnen we dus niet meer appen. 

Het was me het dagje wel weer voor u. Stormachtig buiten en nu in de media. 
Uiteraard over de inhoud van de troonrede. Eigenlijk is het niet meer dan een ceremonieel gedoe, want de inhoud was voor de zoveelste keer weer uitgelekt. Ik kan me goed voorstellen dat dit voor uw echtgenoot niet leuk is. Dagen is hij aan het oefenen om die droge stof vloeiend uit zijn mond te krijgen en op het moment dat het eindelijk zover is dat hij het wereldkundig mag maken kent iedereen de inhoud al. 
Dat is net alsof je na heel lang zoeken een heel mooi cadeau voor een speciaal iemand koopt en op het moment van afrekenen die persoon ineens achter je bij de kassa staat. Weg verrassing, alle moeite voor niks. Of een rotgeintje met iemand wilt uithalen, maar die persoon heeft je voortijdig door.

Ik kan me goed voorstellen dat u beiden zuchtend bent opgestaan vanochtend, er zijn leukere werkdagen te bedenken. U heeft er vast wel naar uitgekeken om die mooie jurk te mogen dragen. Of heeft u nog even getwijfeld toen u vanochtend naar buiten keek en geen zon zag maar wel een bak regen naar beneden zag komen. Wel koud voor zo’n mouwloze jurk. En die Gouden Koets zal ook best tochtig zijn. Er gaat nu een foto van u viral waarbij mensen zich afvragen of u het koud had of blij was die militairen te zien. En een video waarin te zien is dat u een paar keer bijna struikelt over uw jurk. Geen beter vermaak dan leedvermaak. U bent koningin van een land waarin de gemiddelde vrouw eeuwig in een spijkerbroek en op gympen loopt. En het bovenlijf bedekt onder dikke vesten. Allesbehalve charmant. Ja, het was koud vandaag. ¨Puntig weer¨ zeggen we hier in het oosten. Denkt u maar zo: beter puntig mooi dan niet-puntig lelijk. Gelukkig hield u uw handen wel warm in die handschoenen.

Waar uw halve koninkrijk ook geschokt over is, is dat u geen hoedje droeg. En dat terwijl alle dames wel met rare creaties op hun hoofd aan kwamen lopen. Voor u als koningin staat voorgeschreven dat u een lange japon dient te dragen en een hoed of haarstuk. Groot gelijk dat u voor het laatste heeft gekozen, was er toch nog iets verrassends aan de troonrede. Ik weet zeker dat u net als ik hoopte dat er een enorme windvlaag zou komen die al die hoedjes in één ruk mee zou nemen de gracht in. 

U zult wel blij zijn dat de dag voorbij is. Lekker op de bank nu, kachel aan en een goed glas wijn. Bekijkt u al die social media maar niet. Alleen maar gezeur. Ik kan me goed voorstellen dat u er na zo’n dag over denkt om uw huis aan vluchtelingen te geven en lekker met uw gezin naar Argentinië te vertrekken. Waar u gewoon normaal kunt zijn. Waar de vrouwen vrouwelijk zijn en het niet vaak puntig weer is. 

Het waait hard buiten. Het zal dan ook wel weer snel overwaaien. Morgen is alles weer normaal. Zo lekker Hollands normaal.

Hartelijke groeten van uw onderdaan die het ook koud heeft in een jurkje maar gelukkig niet op de foto moet,

Henrieke Schoonekamp




donderdag 10 september 2015

Politieblog. Paasvuur.

Deze column is geplaatst op www.politie.nl/blogs



Blog: Paasvuur 

Het is Tweede Paasdag en ik ga aan het werk. Thuis zeg ik mijn eigen paashaas in zijn hokje gedag en ga naar het politiebureau. Buiten ruik ik de brandlucht die van de paasvuren in de buurt zijn blijven hangen. Een eeuwenoude traditie - vooral in Oost-Nederland - en van oudsher bedoeld om de boze geesten te verdrijven, zodat de oogst niet mislukt. 
In het politiebureau verdelen we de binnengekomen zaken. Ik ga eerst een sporenonderzoek instellen bij een woninginbraak. Als ik bel om een afspraak te maken, neemt een hevig geëmotioneerde vrouw op. Ze zegt dat ze thuis is en dat ik dus kan komen.
Wanneer ik bij de woning aankom, zie ik behalve de naam van de vrouw ook de naam van haar echtgenoot op het naambordje staan. Ik ben blij dat er iemand is die haar kan steunen, nu ze het blijkbaar zo moeilijk heeft met de inbraak. De vrouw doet de deur open, ze heeft rode ogen van het huilen. Ik stel me aan haar voor en laat mijn politie-legitimatiebewijs zien. Ze wijst me de schade aan de voordeur, waarna ik achter haar aan de woning inloop. De echtgenoot zie ik niet. 
In de woonkamer is het een enorme chaos. Als we doorlopen naar de slaapkamer, begrijp ik pas echt waarom ze zo erg van streek is. Blijkbaar hebben de inbrekers de urn met het as van haar overleden echtgenoot geopend. De urn is daarbij gebroken en zijn as ligt over de vloer verspreid. Eromheen liggen spullen en kleding uit de kast. De vrouw begint weer te huilen. 
De as kan zo niet blijven liggen, dit gaat volledig tegen mijn gevoel in. Ik vraag de vrouw of ze wil dat ik de as weghaal of dat ze het liever zelf doet. Met betraande ogen vraagt ze of ik het wil doen. Ze is zichtbaar opgelucht. Uit mijn dienstauto pak ik een grote, schone glazen pot om de as in te doen. Een brandpot, waarin wij verbrande resten in veiligstellen voor onderzoek. Hoe cynisch. Maar iets anders geschikts heb ik niet bij me. Met handschoenen aan en een stofkapje voor mijn mond en neus verzamel ik de as in de pot. De vrouw kan het niet aanzien en loopt huilend weg. 
Terwijl ik de as verzamel word ik echt boos op de inbrekers die de urn openden. Waarschijnlijk dachten ze dat er wat anders in zat. Maar ze hadden gewoon niet moeten inbreken en ze hadden zeker met hun vingers van deze urn af moeten blijven. Wat ze hiermee de bewoonster aandoen valt niet te beschrijven, wat een verdriet. En daarbij vind ik het niet erg om met Pasen sporen te zoeken in plaats van eieren, maar hier in de woning menselijke as oprapen, dat is wel even wat anders. 
Terwijl ik de as verzamel, probeer ik niet naar de ingelijste foto van de man op het nachtkastje te kijken, een vrolijk lachende vijftiger. Het sterkt me dat ik hiermee de vrouw een grote dienst bewijs.
Als ik alle as verzameld heb, geef ik de pot in een doosje aan de vrouw. Hierna doe ik het werk waarvoor ik hier gekomen ben: sporen verzamelen van de inbrekers. Ik ben extra gemotiveerd om deze inbrekers achter de tralies te krijgen. Als ik klaar ben met het sporenonderzoek neem ik afscheid van de vrouw. Met beide handen pakt ze de mijne en bedankt me voor alles. Ik zie geen tranen meer in haar ogen, wel opluchting. 
Als ik buiten sta, ruik ik opnieuw de brandlucht van de paasvuren. De lucht ervan blijft ook in de dienstauto nog lang in mijn neus hangen.

woensdag 9 september 2015

Politieblog. Ook een beetje lol maken.

Deze blog is gepubliceerd op www.politie.nl/blogs


‘Heb je zin om met me mee de stad in te gaan?’ Het is vrijdagavond, 20.00 uur. Een goede vriendin van me staat voor de deur. Ik heb wel zin om met haar mee te gaan, maar ik kan niet. Ik heb samen met een collega piket. Dit houdt in dat ik telefonisch bereikbaar ben voor het werk. Als ergens in mijn werkgebied direct forensische opsporing nodig is, dan word ik in dienst geroepen. Ook midden in de nacht. Ik zeg tegen mijn vriendin dat ik de volgende keer graag mee ga, maar dat dat nu echt niet kan. ‘Niet alleen maar werken hoor, ook een beetje lol maken’ zegt ze met een knipoog, terwijl ze vrolijk zwaaiend wegloopt.

Een half uur later gaat de diensttelefoon. Ik hoor de vertrouwde stem van mijn collega zeggen dat onze komst wordt verzocht bij een overleden persoon. Vijf minuten later zit ik in de auto op weg naar het opgegeven adres, veertig minuten rijden verderop. Onderweg kom ik door een dorp waar het gezellig druk is. Het jaarlijkse dorpsfeest is net begonnen. Er staan tenten in het weiland en ik zie al wat verklede feestvierders die lachend op weg naar het feest zijn.

Als ik bij de woning ben, komen ook net mijn collega en de forensisch arts aan. De agenten die als eerste ter plaatse waren, praten ons bij. Ik begrijp dat familieleden hun moeder en oma hangend aan een touw in de woning hebben aangetroffen. Er is een afscheidsbrief gevonden, waarin staat dat ze de lichamelijke pijn niet meer aan kon. Ook het leven zonder haar vorig jaar overleden echtgenoot, met wie ze meer dan zestig getrouwd is geweest, viel haar zwaar.

Ik condoleer de familie en ga samen met mijn collega en de forensisch arts aan het werk. We onderzoeken de woning en het lichaam van de vrouw op eventuele sporen, waaruit zou blijken dat er nog iemand anders betrokken is geweest bij het overlijden. Maar na ons onderzoek komen we tot de conclusie dat dit niet het geval is. Suïcide dus. 

Als ik uiteindelijk naar huis rijd, kan ik het trieste einde van de vrouw moeilijk van me afzetten. In gedachten rijd ik door het donker. Halverwege zie ik de lichten van het jaarlijkse dorpsfeest weer. Dit is inmiddels in volle gang, het is een stuk drukker in het dorp. Voorzichtig rijd ik door de verlichte straten. 

Als ik een rotonde oprijd, schrik ik van een verklede jongen, die midden op de weg staat. Hij staat wat wankel op zijn benen. Ik doe het raampje naar beneden en roep naar hem dat hij aan de kant moet gaan. Hij kijkt op en als hij me ziet, zegt hij met een grote glimlach: ‘Hey, ga je mee een biertje drinken?’ Ik schiet in de lach en zeg dat hij beter op de stoep kan gaan staan, omdat ik bijna tegen hem aangereden ben. Dan ziet hij blijkbaar het politielogo op de mouw van mijn jas, want ik zie hem schrikken. Hij loopt van de rotonde, de stoep op. Onvast ter been, maar met een grote grijns roept hij me na: ‘Niet alleen maar werken hoor, ook een beetje lol maken! Het leven is te gek en te mooi. Leef het gekke leven!’ 

Met een grote glimlach rijd ik door. Dat is de tweede keer vanavond dat ik deze woorden hoor. En zeker na de trieste situatie van 20 minuten eerder, ben ik het er helemaal mee eens! 


dinsdag 8 september 2015

Oma. Column voor Contact.

Deze column is gepubliceerd in de Contact.

¨Kind, je bent zooo beroemd!¨
¨Nee oma, ik ben niet beroemd.¨
¨Jawel, dat ben je wel en ik ben zo trots, ik heb je in de krant en op televisie gezien!¨
Ik probeer mijn lieve omaatje nog uit te leggen dat het verhaal dat ik schreef heel even in de schijnwerpers stond, maar dat ik nu weer gewoon Henrieke ben. Niks bijzonders. Maar daar wil ze niks van weten.

Achtentachtig is ze. Mijn lieve oma, m’n laatste grootouder nog in leven. In de Achterhoek woont ze, gewoon op zichzelf, met wat hulp. Meestal heel optimistisch, af en toe moppert ze om niks. Wat dat betreft lijk ik op haar. Ze geniet van kleine dingen. Kleine dingen in de buurt en om haar heen. En daarom is het fijn om bij haar te zijn, tussen de drukte en grote boze wereld waarin ik soms leef. En zet ze me ongemerkt terug op aarde. Van al haar kleinkinderen en kinderen weet ze precies wat ze doen. En op ons allemaal is ze even trots. 
Als ik in politie uniform bij haar op de stoep sta pakt ze m’n pet af en zet die op. Met de opmerking: ¨Die pet staat mij ook prima.¨ En ze heeft nog gelijk ook. Samen liggen we dan dubbel van het lachen.

Als ik bij haar ben word ik volgestopt met koekjes en chocola. Ook al wil ik niks, weigeren is geen optie. Heel af en toe neem ik haar mee uit eten. Samen in een restaurant pizza eten en een wijntje drinken. Sinds een jaar heeft ze een vriend, 92 is hij. Bijna puberaal verliefd zijn ze. En als ze mij vraagt of ik alweer een vriend heb en ik daarop ontkennend moet antwoorden zegt ze dat het gedonder met mannen ook niks is. Soms tegenstrijdig, maar altijd zegt ze de goede woorden. Het wereldnieuws vat ze samen in een paar woorden, altijd relativerend. En herinneringen aan vroeger deelt ze met me. 

Ze viel en brak haar heup. En belandde dus in het ziekenhuis. Heel even was ik bang dat er complicaties zouden optreden. Maar m’n omaatje is een taaie. En dus was ze snel weer op de been. En vertelt ze me dat een verpleegster haar de krant had gegeven, opengeslagen op het artikel over het verhaal dat ik schreef, met foto. En dat de verpleegster had gezegd dat ze dit bijzondere verhaal echt even moest lezen. Waarop m’n oma antwoordde dat ze dit al wist en dat dit verhaal van haar kleinkind was. Waarop snel alle verpleging aan haar ziekenhuisbed stond om met haar te praten en ze samen de uitzending van omroep Gelderland hebben bekeken.

¨Maar oma, eigenlijk ben je nu zelf dus beroemd!¨
¨Ik niet, ik ben liever berucht.¨

Ik houd zoveel van haar. En hoop dat ze minimaal honderd wordt. Ik kan en wil haar nog niet missen. 

donderdag 3 september 2015

Dag klein mannetje

Dag klein mannetje. Dag mooi klein mannetje. Dag mooi klein dood mannetje.

Ik ben vast één van de laatste die kennis met je maakt, heel de wereld heeft jou al gezien. Ik was nogal laat online vanavond. Je hebt geen idee wat dat is, online zijn. Maakt ook niet uit. Voor jou zeker niet meer.

Je ouders, althans dat denk ik, hebben je de laatste keer aangekleed. Een mooi rood shirtje en een blauw broekje. En ze hebben je je schoentjes aangedaan. Je bent nog te klein om dat zelf gedaan te hebben. Je schoentjes zijn niet veel gedragen, want de zolen zijn nauwelijks afgesleten. Maar misschien heb je de schoentjes al best lang. En heb je er gewoon niet veel op gelopen. Je beentjes zien er wel stevig genoeg uit om je overal te brengen waar je had willen zijn. Om te rennen naar plekken waar iets nieuws te ontdekken voor je was. En dat is nogal veel op jouw leeftijd. Maar misschien zijn je schoentjes niet afgesleten omdat je met je kleine korte beentjes niet snel genoeg was. Niet snel genoeg om met je familie te vluchten voor geweld, voor de dood. En hebben je ouders je daarom veel gedragen. In de armen van je papa of mama heb je je vast veilig gevoeld. Lekker dicht tegen ze aan. Misschien vond je het wel leuk toen ze met je renden, omdat je te klein was om te begrijpen waarom. Misschien heb je wel schaterlachend op de armen van je papa of mama gezeten. Omdat het gewoon leuk voor je was toen ze met je renden. 

Je hebt je papa en mama vast de moed gegeven om door te gaan. Doorgaan met leven, zodat ze jou een toekomst konden geven. Een veilige toekomst waarin jij naar school had kunnen gaan en had kunnen spelen en je schoentjes kapot had kunnen lopen. 

De zee. Wat veel water hè. Had je ooit al de zee gezien? En dan de boot. Mooi hè, op de boot. Heb je naar visjes gekeken? Vond je de bewegingen die de golven veroorzaakten leuk? Wat zullen je papa en mama blij zijn geweest dat ze met jou op de boot zaten. Het moment dat jij je schoentjes zou gaan verslijten was dichtbij. 

Het ging niet goed hè. Het water is niet zo koud zo aan het einde van de zomer. Maar je rode shirtje, blauwe broekje en je schoentjes zijn in het zeewater veel te zwaar voor zo’n klein mannetje als jij. Je kleine stevige beentjes konden daar niet tegenop. Vies hè, dat zeewater in je mond. 
Je was wel dicht bij de visjes. Was je bang? Misschien heb je naar de visjes gezwaaid zonder te beseffen dat je nooit meer een stap zou gaan zetten in je schoentjes. 

Daar lig je dan, zo stil op het strand. Met je plakkerige natte rode shirtje, blauwe broekje en schoentjes. Je neusje en mondje in het vieze zoute water. Je armpjes langs je lijfje, je handjes met je handpalmen omhoog. Alsof je klaar bent om de wereld op te vangen. Was er maar iemand geweest om jou op te vangen. Je papa en mama hebben het vast geprobeerd. De zee is nogal ruw, daar weet je nu alles van.

Je bent nog maar klein. Te klein om de wereld om je heen te begrijpen. Maar je grijpt de wereld wel. En mij zeker. Ik moet een beetje huilen als ik naar je kijk. Stom hè, want we kennen elkaar helemaal niet. Ik kan niet slapen, mijn ogen gaan niet dicht. Omdat ik weet dat jouw oogjes nooit meer open gaan.

Dag klein mannetje. Dag mooi klein mannetje. Dag mooi klein dood mannetje.






De foto bij deze blog is van persbureau Reuvers. De foto heb ik van één van de velen op Facebook gekopieerd. 

donderdag 27 augustus 2015

Politieblog. Trots op de politie in Nederland.

Eind 2014 nam ik een paar maanden onbetaald verlof bij de politie en vertrok naar Perú om daar in een kindertehuis te gaan werken. Een tehuis voor voormalig straatkinderen in het noorden van Perú. Eind 2013 had ik er al eens 5 weken gewerkt.
“Schrijf eens een leuke column over de politie daar in Peru”, mailde iemand van de politie me. Ik stuurde terug: “De politie hier is een corrupte bende waar ik vriendelijk lachend met een grote boog omheen loop. Korte column…” 
Toch heb ik mijn ervaringen met de politie daar opgeschreven:

Politie in Perú:

In het kindertehuis waar ik een paar maanden als vrijwilliger werk, wonen sinds september 2013 twee broertjes, inmiddels 10 en 12 jaar oud. Ze komen uit een hele slechte wijk en hebben gezien hoe hun vader hun moeder die maand vermoordde. Het gaat nu goed met deze jongens. Ze krijgen psychisch hulp, gaan naar school en spelen als andere kinderen. Tot mijn schrik dook de vader dit jaar ineens op in het tehuis. Met zijn nieuwe vriendin en hun baby. Toen hij weg was, kwamen beide jongens tegen me aan hangen en ik zal die blikken in hun ogen op dat moment nooit meer vergeten. Zo bang en verdrietig. Later bij één van de begeleiders thuis heb ik gevraagd hoe dat mogelijk was. Waarom zat die man niet in de gevangenis? De politie had geen bewijzen dat hij zijn vrouw vermoord had, was het antwoord. Ongelooflijk… Specialisten die kinderen verhoren? Forensisch onderzoekers die sporen zoeken? Een wijkagent die het gezin kent? Rechercheurs die de vader verhoren? Agenten die een buurtonderzoek doen? Hier dus niet… 

Half januari kwam er een nieuw jongetje in het tehuis wonen. Acht jaar, maar de lengte van een vijfjarige. Het enige dat het kind bezat, waren de kapotte kleertjes die hij aanhad. Een moeder had hij niet meer en zijn vader mishandelde hem. Ook hier waren geen bewijzen, dus de politie haalde alleen het kind weg en de vader kon verder met zijn leven. In het tehuis kreeg hij kleding, een bed en een veilige omgeving. Bij onverwachte bewegingen van volwassenen dook hij weg. 
Twee dagen na zijn komst gaan we naar het strand. Ik heb inmiddels een beetje zijn vertrouwen gewonnen en aan mijn hand loopt hij mee. Grote ogen als hij voor het eerst de zee ziet. Zoveel water! Niemand kan hier zwemmen, ook de begeleiders niet. Toch gaat iedereen de zee in, het is hier tientallen meters heel ondiep. Stapje voor stapje neem ik hem mee de zee in. Hij heeft een korte broek en een t-shirt aan. Zwemkleding hebben ze niet. Eerst onze voeten, dan tot aan onze enkels in zee. Hij knijpt mijn hand bijna fijn, maar durft tot aan zijn knieën met mij de zee in. En dan komt er een flinke golf en is hij nat tot aan zijn middel. Ik lach en hij ook. Ik zeg tegen hem dat hij beter zijn shirtje uit kan doen. Dat hebben de andere jongens ook en zo’n nat shirt is niet fijn. Hij doet zijn shirt uit. En dan zie ik op zijn rug en ribben heel veel blauwe plekken en littekens. Ook bebloede rode strepen alsof hij met een stok geslagen is. Ik bijt mijn onderlip kapot en doe tegen hem net of er niks aan de hand is. Maar van binnen kook ik en ik vecht tegen mijn tranen. De politie had geen bewijzen?! 
Hij wil verder de zee in en vraagt of ik hem op wil tillen. Ik was niet voorbereid op een dagje strand, maar ik til hem op en loop met mijn kleren aan de zee in met hem. Hij zegt dat hij het wel een beetje eng vindt als ik tot mijn middel in de zee sta met hem op mijn arm. Ik vraag of hij terug wil, maar dat wil hij niet. Ik zeg hem dat hij veilig is. Dat er niks met hem gebeurt zolang iemand van het tehuis bij hem is. Dat er alleen maar mensen zijn die om hem geven en voor hem zorgen. Dat niemand hem pijn zal doen. Even later speelt hij met de andere kinderen in de branding. Zijn wonden worden elke avond verzorgd in het tehuis. Ik slaap slecht die nacht. 

Ondertussen lees ik in de krant hoe de politie een aantal verdachten heeft opgepakt. De agent poseert trots voor de camera met de verdachte, die gewoon volledig herkenbaar op de foto staat. Links onderin een foto van een agent die poseert met het bewijsmateriaal. Een vuurwapen. Met de pers en met privacy wordt dus ook wat anders omgegaan.
Een toeriste is beroofd van haar camera en ik ga met haar mee naar het politiebureau om te vertalen. Niemand spreekt hier Engels en een tolkentelefoon bestaat hier niet. Hebben ze ook niet nodig. De politie weigert namelijk simpelweg om de aangifte op te nemen. Geen zin vandaag.
Er waren niet genoeg vrouwen bij de politie hier in het noorden van Perú. En dus zijn er heel veel vrouwen aangenomen bij de verkeerspolitie. En nu staan ze het verkeer te regelen langs het strand op een eenrichtingsweg, onbewapend… Om de doorstroom te bevorderen, zo zou het wel bedoeld zijn… Wat mij betreft staan ze er echt voor aap en bovendien als schietschijf in de grote stad. 
Er zijn heel veel politiecontroles. Taxi’s worden nooit gecontroleerd. Terwijl juist de taxichauffeurs gevaarlijk zijn. Er vinden heel veel berovingen in taxi’s plaats. Taxi’s zijn vaak in handen van bendes. Maar ach, met de juiste connecties bij de politie…

Op elke verjaardag in Nederland hoor ik weer hetzelfde gezeur over “onterechte” bekeuringen die iemand gehad heeft als ik vertel waar ik werk. En als forensisch onderzoeker mag ik niet eens bekeuringen schrijven. Ik krijg ze wel als ik te hard rijd, ook als ik onder diensttijd te hard rijd. Als ik iets verkeerd doe, dan word ik daarvoor bestraft. Zo is ons rechtssysteem in Nederland...
Wanneer beseffen mensen in Nederland toch eens dat ze in een land wonen waar we als politie gewoon doen waarvoor we aangenomen zijn? Dat we in een veilig land wonen en dat als er iets gebeurt wij als politie er zijn om de waarheid boven tafel te krijgen? Dat wij ons niet om laten kopen. Dat we bereikbaar zijn voor de mensen die ons nodig hebben, dag en nacht. Dat we soms belachelijk veel uren maken om de juiste verdachte voor de rechter te brengen. Hoe we verschillende gespecialiseerde afdelingen hebben. 
Ik ben er trots op dat ik voor de Nederlandse politie mag werken en ik ben er trots op hoe wij als Nederlandse politie ons werk doen. En wat hoop ik dat de Peruanen ook ooit zo’n politie krijgen. 






dinsdag 25 augustus 2015

Politieblog: Verzekerd.

“En wat denk je dat de koning, Willem Alexander hiervan vindt? Dit kan toch niet!” 
Even sta ik met mijn mond vol tanden. Ik ben in de woning van een Syrische man. Hij kijkt me boos en verdrietig aan. De man is aan het verhuizen. In de oude woning die gesloopt gaat worden stonden nog wat spullen van hem die nog verhuisd moesten worden. 

Stonden, want iemand heeft een ruitje ingeslagen, is de woning binnen gegaan en heeft de spullen weggehaald. En aan mij nu de eer om een forensisch onderzoek in te stellen en dadersporen te zoeken. Door de zeer slechte staat van de sloopwoning en omdat er al een tijdje niet is schoongemaakt vanwege de verhuizing vind ik echter bijna geen bruikbare dadersporen. Geen bloed op het glas van een dader die gewond is geraakt, of mooie vingerafdrukken op verplaatste goederen in de kamer. Ik heb echt mijn uiterste best gedaan en heb de man ook laten zien dat er bijna geen sporen zijn. 

De man praat verder in gebrekkig Nederlands: “Dat kan de koning toch niet goed vinden. Dat iemand mijn huis kapot maakt en mijn spullen meeneemt.” Ik zeg dat de koning dat ook niet goed vindt en dat hij daarom de politie heeft gestuurd om de dieven te vangen en de spullen te zoeken. De man kijkt mij vragend aan. Ik leg uit dat de koning mij niet persoonlijk heeft gestuurd, maar dat hij het niet goed vindt dat zulke dingen gebeuren in zijn land en dat de politie van hem de inbrekers moet opsporen. 

Ik vraag of de man een inboedelverzekering voor deze woning heeft. Die blijkt hij niet te hebben. “En nu?” vraagt hij. Ik zeg dat hij dan de spullen niet vergoed krijgt. “Dat is toch de omgekeerde wereld” roept hij uit. “Ik moet geld betalen zodat ik mijn spullen terugkrijg als iemand anders iets verkeerd doet!” Zo heb ik het nog nooit bekeken, maar ergens heeft hij wel gelijk. 

Hij vertelt verder, over hoe hij samen met zijn dochtertje in Nederland terecht is gekomen. Zijn vrouw en andere drie kinderen zijn verdwenen in Syrie. “Ook weg, daar is geen verzekering voor” zegt hij verdrietig. 

Ik druk de man op het hart wel een verzekering te nemen in zijn nieuwe woning. En ik zeg hem dat ik hoop dat hij die nooit nodig zal hebben. “Ik ga een brief schrijven aan de koning dat dit in zijn land gebeurd. Ik dacht dat Nederland helemaal veilig was, maar niet dus. Trouwens, als je bloed wilt zoeken moet je naar Syrie” zegt hij. Ik zeg dat ik in Nederland wel door blijf zoeken naar bloed. Bloed van inbrekers. Dat moet namelijk van de koning. 
“En als politie doen we alles wat we kunnen, dat verzeker ik u!” De man moet lachen en zegt: “Dat is een mooie verzekering, dank je wel!” 
Met een glimlach ga ik weg, al ga ik deze inbraak helaas niet met sporen oplossen. 

vrijdag 24 juli 2015

Verboden liefde. World Press Photo.

Deze column is geplaatst in de Contact. 

Volgende week mag ik naar een bruiloftsfeest. En ik kijk er naar uit. Wat is er mooier dan twee mensen die elkaar voor eeuwig en ten overstaan van iedereen de liefde verklaren? Twee mensen die zoveel van elkaar houden dat ze zeker weten dat ze voor altijd bij elkaar willen blijven. En de hele wereld mag dat weten. En die liefde mag gevierd worden. Een mooie uitnodiging voor het feest ligt op de deurmat en vrolijke, lieve foto’s van het gelukkige stel samen staan op Facebook. Iedereen mag weten hoeveel deze mensen van elkaar houden.

Terwijl ik me afvraag wat ik die dag aan zal trekken fiets ik naar de Walburgkerk, waar de winnaar van de World Press Photo, Mads Nissen, een lezing gaat geven. Geweldig dat het Patrick van Gemert gelukt is om Mads Nissen voor nog geen dag vanuit Kopenhagen naar Zutphen te laten komen om in de kerk bij de tentoonstelling een lezing te geven. In de kerkbanken is het bijzonder om naar hem te luisteren en zijn foto’s te aanschouwen op een groot doek.  

De winnende foto is een intiem moment van een Russisch homopaar. Mads laat meer foto’s zien van de tijd die hij in Rusland doorbracht met lesbische stellen en homostellen. Maar ook heeft hij bij het enorme geweld tegen homoseksuelen in Rusland gestaan. Mannen die in de val worden gelokt om vervolgens mishandeld te worden. Omdat ze op mannen vallen. Foto’s van gewonde mensen, voor eeuwig getekend. Hij is met verschillende stellen op pad geweest, heeft hun vertrouwen gewonnen en hen gefotografeerd in hun eigen huis of omgeving. Een foto van twee vrouwen met hun drie kinderen. Een gewoon huiselijk tafereel. Maar zo verboden en gevaarlijk in Rusland. Mads straalt een rust en vertrouwen uit waardoor ik kan begrijpen dat de stellen hem in hun leven hebben gelaten. Een verboden leven, verboden omdat ze van iemand van hetzelfde geslacht houden.

Op weg naar huis realiseer ik me dat de bruiloft volgende week eigenlijk helemaal niet zo vanzelfsprekend is. En de openbaarheid van de liefde van dit stel ook niet. Het is namelijk het huwelijk van twee hele leuke meiden die elkaar eeuwig trouw gaan beloven. Voor mij zijn ze gewoon wie ze zijn, ik heb er geen seconde bij stil gestaan dat het om een huwelijk tussen twee vrouwen gaat. Voor mij is het een huwelijk tussen twee mensen die veel van elkaar houden, en of dat nou twee mannen, twee vrouwen of een man en een vrouw zijn, daar denk ik niet eens over na.


Mads laat met zijn winnende foto en de hele serie zien wat er gebeurt in Rusland met homoseksuelen. En met hem hoop ik dat hij met die ene winnende foto een verandering kan brengen in Rusland. En niet alleen in Rusland, want ook in Nederland is homohaat. Kijk eens goed naar de foto van Mads Nissen. Wat gun ik ook dit stel een leven waarin iedereen overal mag weten hoeveel ze van elkaar houden. Gewoon om wie ze zijn.

vrijdag 17 juli 2015

Onbeschrijfbaar. World Press Photo. Column voor Contact.

Deze column is gepubliceerd in de Contact.

Eén foto zegt meer dan duizend woorden. En dat bewijzen de foto´s van de World Press Photo wel. En dat die foto´s nu in Zutphen te bewonderen zijn, dat kan niemand ontgaan zijn. Er hangt immers een groot spandoek aan de IJsselbrug en aan de Walburgkerk. De eerste vrije dag die ik heb ga ik er meteen heen. En heb ik de eer dat Patrick van Gemert mij rond wil leiden. Patrick is professioneel fotograaf en één van de vier mensen achter de Stichting Zutphen: Doen! En hen is het gelukt om de World Press Photo naar Zutphen te halen. En zo staat Zutphen ineens tussen steden als Londen, Moskou en Tokyo waar de foto´s te zien zijn. En ben ik best trots op deze mensen dat het gelukt is om dit naar Zutphen te halen.

Voor €4,50 zijn de foto´s te bekijken in de Walburgkerk. Deze kerk is voor mij een plek waar de tijd stil heeft gestaan. De graven, het glas in lood, de schilderingen en de religieuze betekenis. Het contrast met de actuele foto’s is groot, maar tegelijkertijd mooi. Veel foto’s geven ellende weer. MH17, Kiev, homohaat, Gaza, Syrie, bootvluchtelingen. En bij het zien van de foto´s over ebola betrap ik mezelf op de gedachte: “Oh ja, dat was er ook nog afgelopen jaar.” Een vrolijk jaar was het niet, maar wat heb ik een respect voor de fotograven die hun leven hebben gewaagd en vaak onder de meest gruwelijke omstandigheden foto’s hebben gemaakt om de wereld te laten zien wat zich ergens afspeelt. Op plaatsen waar we zelf niet willen en durven zijn. Mooi om dit met Patrick te zien. Hij kijkt met twee ogen. Ogen van een fotograaf en van een toeschouwer. En staand op eeuwenoude graven in de kerk is het kijken naar een foto met mensen met hoop op leven of overledenen een niet te beschrijven ervaring. 

Het is niet alleen maar ellende wat er te zien is. Natuur, sport, dieren. Om sommige foto’s moet ik lachen, andere foto’s wil ik direct aan de muur van mijn huis.

Eén foto zegt meer dan duizend woorden, maar bij elke foto staat tekst en uitleg. Waardoor het kippenvel op mijn armen nog groter wordt. Zo ook bij de winnende foto van Mads Nissen, die een Russisch homopaar op een intiem moment fotografeerde. Mooi op een ontroerende manier. Respectvol. Maandag 20 juli geeft hij een lezing in Zutphen. Ik ben erbij, een unieke kans om zijn ervaringen aan te horen. 

Eén foto zegt meer dan duizend woorden. Ik kan er honderdduizend woorden over schrijven, maar dan nog kan ik niet beschrijven wat de foto´s mij laten zien en met me doen. Op de fiets naar huis zie ik niet Zutphen, wel enkele foto’s voor me. En thuis met een bakje koffie moet ik er nog lang aan denken. Foto´s die een verhaal vertellen, een verhaal dat me aan het denken zet. Onbeschrijfbaar. Dus dat doe ik ook maar niet. 

Eén foto zegt meer dan duizend woorden, 145 foto´s zijn onbeschrijfbaar. Gewoon gaan kijken dus. 

zondag 5 juli 2015

Zutphense omleidingen. Contact 2015-26.

Deze column is gepubliceerd in de Contact

Het echt mooie weer is begonnen, de zomer laat zich zien. En voelen. Tropische temperaturen deze week. Toch heb ik al wekenlang een heel zomers gevoel in Zutphen. Zelfs tijdens die nare regenbuien op het IJsselfestival. Hoe dat komt? Er is heel veel geel te zien in Zutphen. Geel van de gele omleidingsborden van de vele wegwerkzaamheden die er zijn. En geel associeer ik met de zomer…

Het is wel jammer dat er steeds meer van die gele borden bijkomen. Ik zie bijna door de borden de weg niet meer. Steeds meer werkzaamheden, steeds meer wegen die opgebroken zijn. Aan de omleidingen op de Marspoortstraat, het Stationsplein en de Mars ben ik al gewend. 

Als ik vandaag uit Apeldoorn kom gereden kan ik niet meer via de Oude IJsselbrug naar huis, ik moet om Zutphen heen. In de Hoven staat op een geel bord dat bezoekers van de woonboulevard de letter Z moeten volgen. En dat geldt ook voor mensen die naar het centrum willen en naar de Mars. Via de Wapsumsestraat rijd ik richting de Nieuwe IJsselbrug. Bij de rotonde staan gele borden dat Eerbeek alleen via Dieren te bereiken is. Ook een geel bord dat voor de Aviko de letter A gevolgd moet worden. 

Een enorme file vanaf daar richting Zutphen. Nou ja, positief blijven, op de brug heb ik immers een mooi uitzicht. Dus ik zet de radio hard, draai de ramen open en leg me neer bij mijn filelot. Onderaan de brug een geel bord dat Baak niet te bereiken is en naar Hummelo gereden kan worden door de letter H te volgen. Ineens begrijp ik de file. Als de oude brug en de weg naar Zutphen vanuit Hummelo eruit liggen, dan wordt dus van drie zijden iedereen over dezelfde Nieuwe Brug geleid. Als ik na lang stapvoets rijden en voornamelijk stilstaan eindelijk bij de stoplichten ben, staan er nog meer gele borden. Ik zet m’n zonnebril op, al dat geel doet pijn aan mijn ogen. 

      Routeplanners uit. 
      Verkeershinder. 
      A voor Aviko linksaf. 
      Baak niet bereikbaar. 
      Woonboulevard volg Z. 
      Gelderhorst niet bereikbaar. 

Met heel veel anderen sla ik uiteindelijk linksaf de Laan naar Eme op, om bij de rotonde naar rechts te gaan de Harenbergweg op. Om daar nog meer gele borden te zien. Thorbeckesingel afgesloten, voor Emmerikseweg volg A. Dat kan niet. De A was van de Aviko. Al komen die vrachtwagens vol met aardappelen niet op de Emmerikseweg, een E was toch makkelijker geweest. Maar de ene A is vast van de Provincie, en de andere van de Gemeente. En dan vraag ik me af… Bellen die niet met elkaar? Zo van “Hey, wij gaan wegwerkzaamheden doen daar en daar.” En dat dan de ander zegt “Oh, dan wachten wij even een paar weken met andere werkzaamheden zodat niet alle wegen afgesloten zijn.” 

Van mijn ouders moest ik vroeger eerst iets afmaken voordat ik aan iets nieuws begon. En nu heb ik de neiging om mijn ouders naar de Gemeente te sturen om ze op het gemeentehuis hetzelfde te vertellen. Kan er niet eerst iets afgemaakt worden voordat er aan een nieuw project wordt begonnen? Ik weet echt wel dat al die werkzaamheden flinke verbeteren op gaan leveren. En er is geen beroep waar ik meer respect voor heb dan het beroep van wegwerker. Vaak onder levensgevaarlijke omstandigheden staan deze mensen hun werk te doen, dag en nacht. En dan worden ze vaak nog uitgescholden ook. Dat zal ik nooit doen. Maar kunnen al die hardwerkende wegwerkers niet tegelijk aan hetzelfde stuk weg werken, zodat dat heel snel klaar is en daarna een ander gedeelte aangepakt kan worden?

Ik wou dat ik aandelen had. Aandelen in gele omleidingsborden. Dan was ik nu stinkend rijk en zat ik mooi op de Bahama’s tot Zutphen weer een gewone stad was. Een stad zonder gele borden met dubbele letters.